Drie kinderen van wie de ouders zijn verongelukt, groeien op in verschillende pleeggezinnen – vrijwel zonder enig kontakt. Op een avond komt Sam van DIjk thuis en vindt zijn Lisa op de vervallen ,verdieping die hij bewoont.Sam kookt een maaltijd voor hen.Tijdens het eten begint zijn zuster in hoog tempo sigaretten met hasjiesj te roken . Er ontwikkelt zich een lange ,onsamenhangende monoloog waarin het verdriet van jaren versmelt met de liefde sie zij zojuist is kwijtgeraakt.Dan , als Sam haar nauwelijks nog kan volgen ,wendt Lisa zich voor het eerst direct tot hem . Jij weet het toch, zei ze .Ze keek mij niet meer aan .Haar hoofd was gebogen ,een geknakte sigaret lag in de volle asbak en walmde.De kruidige geur van hasjiesj kringelde om ons heen.Jij weet wat verdween.Ze richtte zich op en sperde haar ogen open .Pappa en mamma ,zei ze ,en God en het geheim van de liefde .haar ogen vulden zich.Alleen de herinnering is gebleven ,zei ze .en de herinnering is niet genoeg. ,de herinnering is een groot verlangen .
De roman vertelt over hun richtingzoekende volwassen leven, waarin zij telkens bij elkaar komen en herinneringen ophalen aan de tijd voordat zij hun ouders verloren.