In Doetinchem en omstreken gonst het van de bedrijvigheid. Dat is niet altijd zo geweest. De ligging van 'Villa Deutinghem' in het moerassige land aan de Oude IJssel vormde eeuwenlang een natuurlijke barrière voor een bloeiende handel en de groei van de stad. De geschiedenis van Doetinchem bestaat grofweg uit twee delen: de periode na de bombardementen in het voorjaar van 1945 (die enorme gevolgen hadden voor de stad en haar inwoners) en de lange historie daarvoor. In dit boek komt uitgebreid de na-oorlogse periode aan bod in alle verhalen van de geïnterviewde ondernemers waarin zij onder andere terugblikken op de historie van hun bedrijf. De inleiding van dit boek gaat juist meer in op de bedrijvigheid in Doetinchem en omstreken van voor de oorlog. Net als bij de geschiedenis van elk(e) andere stad of dorp in Nederland begint deze bij de bewoning van de streek door jagers en boeren, die later handel dreven met de Romeinen. Een eerste schriftelijke verwijzing naar de stad Doetinchem dateert uit 838 waarin sprake is van 'Villa Duet-inghem'. Paul Nieuwenhuis koos die naam voor zijn wijngaard op basis van deze historische gegevens: Wijngaard Deutinghem 838. Van een echte stad was in die tijd geen sprake: het dorp bestond waarschijnlijk uit een houten kerkje en enkele huizen en schuren. In de loop van de Middeleeuwen werden er rondom de 'villa' verschillende kloosterorders gesticht, waaronder Bethlehem. Het klooster is vandaag de dag - inmiddels volledig opgetrokken uit stemmig donkerrode baksteen - nog steeds te bezoeken. In het jaar 1236 verkreeg Doetinchem uit handen van Otto de Tweede, graaf van Gelre, het stadsrecht. Gedurende de Middeleeuwen groeide Doetinchem binnen het hertogdom uit tot een bloeiende handelsstad. In het drassige gebied rondom de stad verrezen verschillende versterkte woningen. Door de ligging van de Oude IJssel en de aanwezige moerassen waren deze kastelen moeilijk door vijanden te bereiken. De bekendste is zonder twijfel kasteel Slangenburg. Maar wellicht nog veel mooier is kasteel De Kelder, gelegen pal achter het Slingeland Ziekenhuis. De huidige jonker Floris Beelaerts van Blokland heeft er zijn levenswerk van gemaakt om het landgoed weer in oude luister te herstellen. In de 17e en 18e eeuw leidt Doetinchem een sluimerend bestaan: de steden in Zeeland, Holland en Friesland profiteren van de bloeiende koopvaardij, het oostelijk deel van Nederland fungeert als doorgeefluik naar het Duitse achterland. Aan een van de routes van en naar Duitsland, de weg tussen Enschede en Arnhem, stichtte rond 1790 Theodorus Nijenhuis net buiten Doetinchem een boerderij met een kleine herberg. Reizigers konden bij deze herberg annex logement 'Het Onland' overnachten. Halverwege de 19e eeuw kwam dominee Jan van Dijk uit Friesland naar de Achterhoek. Hij werd als voorganger aangesteld van een kleine Christelijke gemeente. Het kerkgenootschap telde niet meer dan dertien gezinnen. De dominee heeft in Doetinchem en omstreken furore gemaakt door de oprichting van een jongensinternaat in het huidige Villa Ruimzicht. Van Dijk runde op geheel eigen en strenge wijze het internaat. Wie niet luisterde werd letterlijk de laan uit gestuurd. Rond 1860 was er van veel bedrijvigheid in en om de stad geen sprake. De industriële revolutie tijdens de tweede helft van de 19e eeuw zorgde voor het ontstaan van verschillende bedrijven die we vandaag de dag nog in het straatbeeld tegenkomen zoals Misset (1873) en Hogenkamp Klom-pen (1877). Ondanks de industrialisatie die zich in de 20e eeuw onverminderd voorzette, bleven ook veel eeuwenoude ambachten actief. In 1921 werd de herstelde Velsmolen in IJzenvoorde, nu beter bekend als de Benninkmolen, volgens oude molenaarstraditie weer in gebruik genomen. Aan de andere kant van de stad, aan de Keppelseweg, opende de Geldersche Stoomtrammaat-schappij naast het station een hoofdkantoor en verrezen er kantoorpanden voor nieuwe type be-drijven als Heilbron Assurantiën en Makelaardij. Menig notabele liet aan de doorgaande weg naar Doesburg een villa bouwen, zoals huize 'Het Loo'. Het pand werd gebouwd in opdracht van de heer Japing en anno 2014 is het pand het onderkomen van het Doetinchemse kantoor van Monuta. Ondanks de dreigende oorlog in de jaren '30, kon niemand vermoeden dat de stad zo zwaar zou worden getroffen. Doetinchem is daar in de naoorlogse periode bijzonder sterk uitgekomen en kent vandaag de dag een keur aan bloeiende ondernemingen.