-
Wanneer de verteller zijn zes jaar oude zoon Ryota meeneemt naar zijn wekelijkse zen-meditatie, is dat niet om de jongen in te wijden in de eeuwenoude rituelen van het zen-boeddhisme, maar veeleer om zijn moeder een ochtend rust te gunnen. Als Ryota twee jaar later vertelt dat hij een zenmonnik wil worden reageert zijn vader dan ook verbaasd. Hij neemt aan dat dit verlangen wel weer voorbij zal gaan. Ryota lijkt immers in niets op een zenmonnik: hij is dol op televisieshows, eet McDonaldshamburgers en speelt op straat als ieder ander kind. Hij volhardt echter in zijn verlangen en iedere zondag blijft hij trouw naar de tempel gaan om onderricht in zen te krijgen. Tenslotte zal hij zijn huis, zijn familie en zelfs zijn geboortenaam opgeven om een monnik te worden in de ascetische wereld van een zen-tempel.
-
In de Middeleeuwen was het leven keihard. Dat ondervindt Gabri«l als leerlingsteenhouwer aan den lijve. Als op zekere dag een groep mirakelspelers zijn kunsten komt vertonen, loopt hij weg en verstopt zich op een toneelwagen. Hij wordt door het gezelschap opgenomen, en omdat hij lang blond krulhaar heeft mag hij de rol van engel spelen. We volgen hem op zijn tournee door het Engeland van die dagen en zien, hoe van lieverlede zijn ogen open gaan voor het bedrog, waarmee de mirakelspelers, het toch al geteisterde volk, geld uit de zak kloppen. Een spannend verhaal tegen de achtergrond van die intrigerende tijd uit de geschiedenis waarin de strijd om het bestaan het leven beheerste. Vlot leesbaar, enkele drukfouten, duidelijke letter in een gekleurde omslag waarop een scène uit het verhaal.
-
Dit boek gaat over een paar papyrusfragmenten met stukjes tekst uit het evangelie naar Matteüs, die in Egypte zijn gevonden en in 1901 naar Magdalen College in Oxford werden overgebracht. Daaraan ontlenen ze hun naam: de Magdalen-papyrus. Tot voor kort werden ze aan het einde van de tweede eeuw gedateerd, maar volgens de eerste auteur Carsten Peter Thiede klopt die datering niet. Op grond van de schriftvorm meent hij dat de tekstfragmenten uit omstreeks het midden van de eerste eeuw stammen en dus de resten zijn van het oudste nieuwtestamentische handschrift dat ooit is teruggevonden. In dit boek wordt een en ander uitvoerig uit de doeken gedaan, waarbij vele zijpaden worden betreden. Feit blijft wel dat Thiede de meeste van zijn collega's niet van zijn gelijk heeft kunnen overtuigen. De ronkende aanbevelingen op de omslag kunnen niet verhullen dat de waarde van dit boek beperkt is: zolang deskundigen op het gebied van Griekse papyri deze vroege datering afwijzen, blijft dit boek een slag in de lucht, ook al bevat het vele interessante wetenswaardigheden.