Een in Amsterdam gelegen bordeel met zijn bewoonsters en bezoekers is het voornaamste personage uit deze in 1913 gesitueerde roman. Het bordeel staat voor het tijdperk van het fin de siecle, het einde van het tijdvak van de bourgeoisie. Het bordeel wordt geleid door de alomtegenwoordige madame mevrouw Doom, die haar naam in veel opzichten waar maakt. De belangrijkste gast en tegenspeler van mevrouw Doom is Henri Leroy. Met zijn impotentie en voyeuristische instelling is hij een exponent van het fin de siecle dat eindigt met het begin van de Eerste Wereldoorlog. Naar de wereldbrand die daardoor ontketend werd, wordt vooruitgewezen door de brand die het Rood Paleis aan het eind van de roman in rook doet opgaan. Bordewijk heeft aan de roman nog een kort hoofdstuk toegevoegd, waarin hij duidelijk maakt zelf geen bezoeker van een huis van licht zeden te zijn. 'Rood Paleis' is naast 'Noorderlicht', 'Bloesemtak' en 'De Golbertons' een van de iets minder bekende romans van de door zijn zakelijke en kubistische stijl in 'Blokken' en 'Bint' en zijn karakterroman 'Karakter' bekend gebleven schrijver (1884-1965). Pocketeditie, vrij kleine druk.